KOPERGEBREK? DIT KUN JE ER AAN DOEN

Lam met kopergebrek verschijnselen

Rassen zoals de Texelaar en de Suffolk kunnen extreem goed koper uit het rantsoen opnemen. Bij te veel koper in het rantsoen kan dan snel een vergiftiging optreden. Er zijn echter rassen waar we onder Nederlandse omstandigheden vaak tekorten zien. Bij melkschapen, kruisingen met het Finse landschaap (zoals de Noordhollander en de Flevolander), de Scottish Blackface, Shetlandschapen en heideschapen is de behoefte aan koper beduidend hoger. In deze blog lees je wat de verschijnselen zijn, en wat je er aan kunt doen. 

Klinische verschijnselen
De verschijnselen varieeren van een verminderde vruchtbaarheid (te veel guste dieren) en kleinere worpen tot vachtafwijkingen (een doffe kleur en/of breuken in de wolvezel; ook wel 'crimp' genoemd). Daarnaast worden botgroeistoornissen en een stijve gang gezien. Soms zijn er ook problemen bij de aanleg van het zenuwstelsel. In dit laatse geval kunnen dieren vanaf de geboorte al slap zijn in de achterhand en overkoot gaan (swayback) of dit tijdens de zoogperiode ontwikkelen (delayed swayback).

Interactie tussen mineralen: Thiomolybdaat vergiftiging
In gebieden waar veel molybdeen in het rantsoen zit kan er nog een andere oorzaak zijn van het kopertekort. Molybdeen bindt namelijk aan koper. Molybdeen reageert bovendien met zwavel en vormt thiomolybdaat Des te meer zwavel er aanwezig is, des te eerder molybdeen een probleem wordt omdat er dan sneller en meer thiomolybdaat gevormd wordt.

Wanneer koper aan het thiomolybdaat bindt wordt een onoplosbaar complex gevormd dat nauwelijks meer door het lichaam wordt opgenomen. De beschikbaarheid van koper voor het lichaam wordt daardoor sterk verminderd, zodat er een secundair kopergebrek optreedt. Door dit gebrek kunnen diverse koperafhankelijke eiwitten in het lichaam niet meer gevormd worden. 

Wanneer er onvoldoende koper is om te binden aan de thiomolybdaat complexen, dan kunnen deze complexen ook opgenomen worden in het bloed. Ze binden daar aan het koper in koperbevattende eiwitten zodat die hun werking grotendeels verliezen. In de aanwezigheid van veel ijzer (via bijv. het drinkwater of via het gras op ijzerhoudende bodems) wordt het effect van thiomolybdaat nog groter. 

De oplossing
Bij een primair kopertekort (te weinig koper in het rantsoen) is de oplossing relatief eenvoudig: meer koper toevoegen aan het rantsoen. Dit kan via koperhoudende brok, een likemmer met koper of bijv via het drenchen met Copavit. Het koper in deze bronnen is in de vorm van kopersulfaat. Kopersulfaat valt bij een lage pH (zoals in de lebmaag) uiteen zodat de koper opgenomen kan worden.

Bij een secundair kopertekort heeft extra kopersulfaat toevoegen veel minder effect. De thiomolybdaat complexen waaraan koper is gebonden worden namelijk al in de pens gevormd. Daar is de pH dusdanig hoog dat het koper uit kopersulfaat niet beschikbaar is. Wanneer thiomolybdaat in de pens niet gebonden raakt aan koper komt het alsnog in de bloedbaan terecht. Om dit te voorkomen is het dus nodig om koper aan te bieden dat in de pens al beschikbaar is om gebonden te worden aan thiomolybdeen. Dat kan alleen met koperionen die in de vorm van koperoxide worden gevoerd. Op dit moment is de enige beschikbare bron daarvan koperoxide in een speciale glasachtige bolus. Deze bolus is er voor zowel lammeren als voor schapen. Voor lammeren ouder dan 6 weken is er de Cosecure lamb bolus. Voor lammeren en schapen vanaf 30 kg is er de Coseicure bolus. Deze bolussen bevatten naast koperoxide ook kobalt en selenium, en in het geval van de Coseicure daarnaast ook nog jodium. Dit maakt deze bolussen bij uitstek geschikt voor het oplossen van een kopertekort (zowel in het geval van een primaire als een secundaire oorzaak) als de aanvulling van kobalt, selenium en jodium.