MELKZIEKTE OF SLEPENDE MELKZIEKTE?
Je hebt er vast wel eens van gehoord: de aandoeningen ‘melkziekte’ en ‘slepende melkziekte’. We spreken van melkziekte als dieren een calciumtekort hebben, en van slepende melkziekte als er een energietekort is. Mensen die ook koeien houden kennen deze aandoeningen bij koeien kort na het kalven. Bij schapen kunnen deze aandoeningen echter aan het einde van de dracht optreden. Het lastige is dat deze twee aandoeningen zonder aanvullend onderzoek zeker in de beginfase lastig van elkaar te onderscheiden zijn.
Wat zie je?
Zie je drachtige schapen die wat slingerend door de weide lopen, achterblijven als de rest van de koppel opgedreven wordt (vandaar ook wel eens de naam ‘ophaalziekte’) of die niet of traag naar de voerbak komen? Dan is de kans groot dat er sprake is van (een beginnende vorm van) een van beide aandoeningen. Ingrijpen is op dat moment al geïndiceerd, omdat je daarmee kunt voorkomen dat de aandoening zich verergert.
Slepende melkziekte: twin lamb disease
In het Engels wordt slepende melkziekte ook wel twin lamb disease genoemd. En daarmee wordt direct de belangrijkste risicofactor genoemd. Een meerlingdracht. Al zien we het in Nederland vaker bij dieren die drachtig zijn van een 3- of 4-ling. Aan het einde van de dracht nemen de lammeren in de baarmoeder zoveel ruimte in dat er minder ruimte voor de pens is. En minder ruimte voor de pens betekent een lagere voeropname. Als dan de kwaliteit van de voeding ook nog eens (te) laag is, dan kan er een energietekort optreden. Om dit aan te vullen kan een ooi haar lichaamsreserves (lichaamsvet en eiwit uit spieren) aanspreken. Zo lang dit gecontroleerd gaat is er niet veel aan de hand, al zorgt een te groot conditieverlies voor het aflammeren wel voor een lagere melkproductie na het aflammeren. Erger wordt het als het lichaamsvet opeens massaal wordt aangesproken. Dit kan gebeuren naar aanleiding van een stresstrigger. Zo’n stresstrigger is bijvoorbeeld nat en guur weer of een sneeuwstorm. Het actuele winterweer is dan ook een risicofactor voor hoogdrachtige ooien.
Afbraak van vet zorgt voor vorming ketonlichamen
Door massale afbraak van lichaamsvet komen er veel vetzuren vrij in het bloed. Deze worden door de lever omgezet in ketonlichamen. Mensen die dit kunnen ruiken, kunnen daarom bij dergelijke ooien een wat zoetige acetongeur (nagellakremover) ruiken in de uitademingslucht van het dier. Doordat de lever hierdoor zwaar belast wordt is zij minder in staat om bloedsuiker (glucose) aan te maken. Het dier komt daardoor in een negatieve spiraal en zal nog meer lichaamsreserves gaan aanspreken om haar energievoorziening op peil te kunnen houden. Bij dieren waar de lever aan minder goed werkt (bijvoorbeeld omdat er een vitamine B12 tekort is) zal dit probleem eerder op gaan treden.
Door een overmaat aan ketonlichamen kunnen de dieren bovendien slomer worden, waardoor de voeropname nog verder zakt en er nog meer vet wordt afgebroken.
Therapie & preventie
De belangrijkste therapie is preventie. Zorg bij hoogdrachtige ooien voor voldoende voeraanbod en monitor de energiebehoefte bijvoorbeeld met Crystalyx Extra High Energy likblokken. Stijgt de opname tot boven de 50 gram per ooi per dag dan is dat een duidelijke aanwijzing dat het rantsoen te weinig energie bevat. Omdat vitamine B12 belangrijk is voor de leverfunctie, is een goede supplementatie van kobalt (de voorloper van vitamine B12) eveneens erg belangrijk.
Dieren die desondanks toch klinische klachten ontwikkelen hebben behoefte aan snel opneembare energie in de vorm van propyleenglycol, liefst aangevuld met producten die de penswerking stimuleren. Voorbeelden hiervan zijn Ketosin of Selekt Glycerol plus. Omdat er bij de afbraak van vet ook veel ontstekingsmediatoren in het vetweefsel voorkomen, is het ook verstandig om deze dieren een pijnstiller te geven, zoals Novem. Gebruik geen producten met corticosteroïden omdat dit de dracht afbreekt! Als een tekort aan vitamine B12 vermoed wordt dan is ondersteuning met Catosal of Vitamine B complex eveneens aan te raden.
Het belang van calcium bij beide aandoeningen
Omdat bij 30% van de ooien met slepende melkziekte ook een tekort aan calcium wordt gevonden, is het advies om ook altijd snel beschikbare calcium bij te geven. Dit kan door twee keer daags 10 ml Calcitat 50 onderhuids toe te dienen.
Is er alleen sprake van een calciumtekort? Dit kan veroorzaakt worden door een tekort aan vitamine D. In de wintermaanden is het zonlicht minder sterk waardoor in de huid minder aanmaak van vitamine D plaatsvindt. Bovendien bevat weidegras in de winter heel weinig vitamine D. Zongedroogd hooi bevat veel vitamine D, en is in zo’n geval een goede aanvulling op het rantsoen. Voor dieren met klachten is er injecteerbare Vitamine D beschikbaar, bijvoorbeeld in het product vitamine AD3E.