RISICO OP RODE LEBMAAGWORM - AFHANKELIJK VAN VEEL FACTOREN
Met deze tropische temperaturen zijn de omstandigheden voor de rode lebmaagworm (voorheen met name een tropische aandoening!) perfect. Hoewel de eieren van de rode lebmaagworm (Haemonchus contortus), zich kunnen ontwikkelen bij temperaturen vanaf 12°C gaat deze ontwikkeling aanzienlijk sneller bij warme temperaturen. De wormen die zich in het schaap of lam bevinden zijn zeer vruchtbaar, ze kunnen 5.000-15.000 eieren per dag produceren. Een wormbesmetting op de weide kan daardoor onder gunstige omstandigheden heel snel tot gevaarlijke hoogtes oplopen. Maar wat zijn eigenlijk gunstige omstandigheden..?
Het weer
De eieren die uitgescheiden worden in de mest moeten zich op het land ontwikkelen tot infectieuze larven. De optimale temperatuur voor deze ontwikkeling lijkt zo rond de 25-30°C te liggen. Bij deze termperaturen kunnen eieren zich in 12 dagen ontwikkelen tot infectieuze larven. Bij lagere temperaturen kan dit 21 dagen duren en onder de 12ᵒC ontwikkelt het ei zich niet meer. In de winter vriezen nagenoeg alle eieren en larven dood op het land. Omdat de worm oorspronkelijk uit tropische gebieden komt hebben de eieren en larven naast warmte ook behoefte aan vocht. Veel mensen zullen dit wel herkennen. Door de ernstige droogte vorig jaar waren er lange tijd geen of weinig problemen met de rode lebmaagworm. Dit komt omdat op een kaal gegeten weide de eieren geen beschutting of vocht meer hebben en daardoor uitdrogen. In weides met langer gras of bijvoorbeeld bosranden met veel schaduw kunnen ze beter overleven. Een ‘normale’ Nederlandse zomer met een combinatie van warmte en regen is dus het meest gunstig voor de rode lebmaagworm. De droogte die in met name de oostkant van Nederland aanhoudt heeft wat dat betreft toch een voordeel: de rode lebmaagworm heeft het daardoor moeilijker.
De weidebesmetting
Omdat de eieren en larven van de rode lebmaagworm nagenoeg allemaal dood gaan op de weide in de winter moet de besmetting elk jaar weer uit de eigen schapen komen. De larven die tegen het einde van de zomer en begin van de herfst door de ooien opgenomen worden gaan in het schaap in een soort winterslaap. Tijdens de lammerperiode zullen ze pas weer wakker worden vanwege de verminderde weerstand van de ooi. Rond het aflammeren kunnen ooien dan ook vele eieren (we zien dan soms wel eitellingen van 8000-9000 eieren per gram mest) met de mest uitscheiden. Hierdoor raakt de eerste weide meteen behoorlijk besmet. Om te voorkomen dat de lammeren al snel een hoge besmetting oplopen kunnen we twee dingen doen. Ten eerste kunnen we de ooien die een hoog risico lopen om veel wormeieren uit te scheiden ontwormen na het aflammeren en ten tweede kunnen we omweiden voordat de eieren zich ontwikkelen tot infectieuze larven.
Als de ooien ontwormd worden na het aflammeren is het wel heel belangrijk dat dit gebeurt met een middel waar geen resistentie tegen is! Wij hebben de afgelopen jaren meerdere bedrijven begeleid waar jarenlange problemen met rode lebmaagworm speelden. De problemen begonnen dan zodra het warmere weer toesloeg. Bij de meeste van de bedrijven bleek bij controle al snel dat het middel waar de ooien mee behandeld werden onvoldoende of helemaal niet meer werkzaam was. Op deze bedrijven zijn we een ander ontwormmiddel gaan inzetten rond het aflammeren. Dit resulteert vrijwel altijd in veel lagere ei-tellingen bij de lammeren. Deze hebben daardoor minder uitval en de bedrijven kunnen toe met minstens één ontworming minder.
Omweiden
Voor het omweiden houden we als vuistregel aan om na 3 weken in het voor- en najaar en na 2 weken in de zomer om te weiden. Dit heeft te maken met bovengenoemde verschillen in ontwikkelingssnelheid van de eieren bij hogere temperaturen. Omweiden kan eigenlijk pas goed worden toegepast als de weides ook 8 (voor- en najaar) tot 12 weken (zomer) lang leeg kunnen blijven. Als je na bijvoorbeeld 6 weken terugkomt op een perceel zal nog maar een gering gedeelte van de larven afgestorven zijn en is de besmetting nog hoog. Het perceel maaien helpt wel iets maar alsnog is het perceel na maaien niet ‘schoon’ omdat de eieren niet meegemaaid worden en een gedeelte van de larven van het gewas valt voordat het geraapt wordt.
Voedingstoestand dieren
We weten intussen dat de voedingstoestand van de lammeren veel invloed kan hebben op ernst van een wormbesmetting. Bij lammeren die voldoende eiwit binnen blijven de wormen kleiner en kleinere wormen produceren minder eieren. Het lam zelf heeft er dan dus minder last van (een kleinere worm neemt minder bloed op of zorgt voor minder darmschade) en er komen minder eieren in de weide. Op kale weides kan het dus ook voor de strijd tegen de wormen belangrijk zijn om op tijd te beginnen met bijvoeren!
Conclusie
Hoewel de weersomstandigheden voor de rode lebmaagworm gunstig zijn (zeker in gebieden waar er af en toe regen valt) wil dit niet zeggen dat er niets aan te doen valt. Het is belangrijk om de dieren goed in de gaten te houden omdat de besmetting snel op kan lopen. Dit doe je door minimaal eens per week van een aantal lammeren en ooien de kleur van de slijmvliezen te controleren en maandelijks mestonderzoek te doen. Bij stijgende ei-tellingen (tussen de 700-1000 eieren per gram mest) is het verstandig om tweewekelijks mestonderzoek te doen.
Er zijn echter voor die tijd al veel maatregelen die getroffen kunnen worden om te voorkomen dat de rode lebmaagworm de kans krijgt om een zware besmetting te veroorzaken. Elk bedrijf is anders en de meest optimale aanpak van de rode lebmaagworm verschilt voor iedereen. Neem gerust contact met ons op als er vragen zijn!