WAAROM HAEMONCHUS SOMS ZO SNEL TOESLAAT
Het haemonchus seizoen is nu echt begonnen. Haemonchose wordt veroorzaakt door de rode lebmaagworm, de haemonchus contortus. In deze blog meer uitleg over het effect van deze worm op de groei en hoe het kan dat deze soms zo hard toeslaat.
Ontwikkeling van wormei naar infectieuze larve en de invloed van vocht
Voordat een wormei opnieuw een lam kan besmetten moet het eerst drie keer verpoppen: eerst naar het larve stadium 1, vervolgens naar 2 en dan naar de variant die ook daadwerkelijk in het lichaam een infectie kan veroorzaken: stadium 3. Alleen stadium 3 larven kunnen in het lichaam volwassen worden en zelf weer eieren gaan uitscheiden. Voor de ontwikkeling van wormei naar larve stadium 1 is er een cruciale periode van 5 dagen. Als het in deze 5 dagen droog is (ook op de ondergrond), dan zal het wormeitje niet uitkomen. Dit verklaart waarom in de droge april maand dit jaar weidebesmettingen nauwelijks opliepen: er was gewoonweg geen vocht aanwezig. Vocht speelt ook een belangrijke rol voor het larve stadium 3: zonder vocht (regen of dauw) kan dit stadium niet vanuit de mestkeutel verplaatsen naar de omliggende grassprieten. Omdat lammeren hun eigen mest niet opeten zal er in dat geval ook nauwelijks sprake zijn van een opbouwende infectie
Warmte en regen en de interpretatie van mestonderzoek
Iedere paar dagen een beetje regen en een vochtige ondergrond zijn ideale omstandigheden voor de opbouw van een weideinfectie. Als het dan ook nog eens warm is dan gaan alle processen binnen de wormlarve sneller. Bij temperaturen rond de 25 graden of hoger en voldoende vocht kan een infectieuze (3e stadium) larve al binnen 12 dagen uit een wormei komen. De ontwikkeling van een 3e stadium larve naar een volwassen worm die zelf weer eieren legt duurt in het lichaam zo’n 1 tot 2 weken. Dit betekent dat er altijd een ‘gat’ zit in de diagnostiek: er kan al sprake zijn van een zware infectie terwijl er nog relatief weinig wormeieren te vinden zijn. Het mestonderzoek geeft namelijk de situatie weer van 1 a 2 weken eerder. Daarom is het bij de interpretatie van een mestonderzoek ook altijd belangrijk om naar het beweidingsschema te kijken: hoe lang lopen de dieren al op het perceel en hoe zijn de weersomstandigheden de afgelopen 2 weken geweest? Als ze al langere tijd (>2 weken) op een perceel lopen en het is warm en vochtig weer, dan is het advies om mestonderzoek al binnen 2 weken te herhalen. Lukt het om iedere 2 weken om te weiden dan kan mestonderzoek na een maand herhaald worden.
Effect van haemonchus op de groei
Als eerste reactie op een worminfectie gaan lammeren minder vreten. Dit valt met het blote oog niet op, maar op bedrijven die regelmatig lammeren wegen valt op dat de groei bij zwaarder geïnfecteerde lammeren harder terugloopt dan bij minder zwaar besmette lammeren. Hoe lammeren omgaan met een infectie hangt voor een belangrijk deel samen met hun aangeboren (genetische) gevoeligheid voor worminfecties. Dat verklaart mede waarom haemonchus op het ene bedrijf soms een veel groter probleem is dan op het andere bedrijf.
Onderstaande grafiek is een praktijkvoorbeeld op een bedrijf waar op 7 mei en op 1 juli van dit jaar gewichten zijn vastgelegd. Bij de gewichtsmeting op 1 juli is ook de kleur van de slijmvliezen gescoord, van papierwit (score 1) tot donkerrood (score 5). Telkens gaat het hier om lammeren die als 2-ling gezoogd zijn. Dit levert enkele interessante inzichten op. 10 van de 85 lammeren (12%) hadden score 1 of 2 (deze groep is in de grafiek samengevoegd). 26 van de 85 lammeren hadden op dat moment score 3 (31%). 36 lammeren scoorden 4 (42%) en 13 lammeren scoorden 5 (15%). Er is dus relatief maar een klein gedeelte van de groep die in het begin van een infectie al zwaar geraakt wordt en veel bloedarmoede heeft; een even groot gedeelte heeft op dat moment nog nergens last van. Wordt gekeken naar de gemiddelde groep per dag tussen de twee gewichtsmetingen in dan is te zien wat het effect is van de infectie: de groei per dag bij de dieren die nergens last van hebben is bijna twee keer zo hoog in vergelijking tot de dieren met zware bloedarmoede.