Rode lebmaagworm (Haemonchus)
Wat is Haemonchus?
Haemonchus of de rode lebmaag worm is de naam van een worm die in Nederland voor veel problemen zorgt. Deze worm leeft in de lebmaag van het schaap en voedt zich met bloed uit de maagwand. Bij een zware besmetting kunnen dieren 200 tot 600 ml bloed per dag verliezen!
Welke dieren krijgen Haemonchus?
Schapen van alle leeftijden kunnen te maken krijgen met haemonchose. Ze lopen de infectie alleen buiten op de weide op en moeten voldoende gras opnemen om ziek te worden. Lammeren die alleen binnen worden afgemest of hele jonge lammeren (onder de drie weken) die nog onvoldoende grazen lopen de infectie niet op. Volwassen ooien hebben meestal een goede weerstand maar als zij bijvoorbeeld veel melk geven, in matige conditie zijn of worden blootgesteld aan een erg hoge besmetting dan kunnen zij wel problemen krijgen.
Wat veroorzaakt Haemonchose?
De rode lebmaagworm is in dit geval de boosdoener. Deze worm gedijt goed in vochtige, warme omstandigheden. Het is van oorsprong een tropische wormsoort, maar wel een die zich inmiddels heel goed heeft aangepast aan Nederlandse omstandigheden. Tijdens de zomer zijn de problemen dan ook het grootst, maar in een zacht en vochtig najaar kunnen tot december problemen gezien worden.
De worm wordt als larve opgenomen door het schaap waarna de larve in de lebmaag tot volwassen worm uitgroeit. Deze wormen hechten zich vast aan de lebmaagwand om bloed te zuigen en geven zo dus schade aan de wand en zorgen voor bloedarmoede. Als ze volwassen zijn kan één worm zeer veel wormeieren produceren, een mestonderzoek uitslag van rond de 10.000 eieren per gram mest (EPG) is dan ook niet vreemd in heftige gevallen.
De larven en eieren overleven maar zeer matig op het land in de Nederlandse winter. Zeker als het een langere periode gevroren heeft zijn er in het voorjaar maar heel weinig eieren op het land over. Helaas heeft de worm daar een oplossing voor. Ze gaat binnenin het schaap in een soort ‘winterslaap’ (inhibitie) tijdens de herfst en winter. Als het voorjaar weer aanbreekt komen deze wormen uit hun winterslaap en ontwikkelen door in het schaap. Zo zorgen ze weer voor een nieuwe besmetting op het land. Met name de drachtige en net afgelammerde ooien zorgen op deze manier voor de eerste besmetting voor de lammeren. Tijdens de weken rondom het aflammeren komen alle larven uit de winterslaap en gaan weer eieren produceren. De volwassen haemonchus wormen leggen erg veel eieren, de infectie op het land kan dan ook zeer snel oplopen.
Wat zie ik aan mijn schapen?
Het eerste verschijnsel dat te zien is, is dat lammeren minder groeien of ooien conditie verliezen. Dan is er vaak al sprake van een lichte bloedarmoede. Het onderooglid is dan al niet meer mooi roze-rood. Als de infectie door gaat krijgen de dieren heftige bloedarmoede en worden ze steeds zwakker. Vaak wordt er dan ook een zwelling tussen de kaken gezien, een teken dat vocht uit de bloedvaten komt en zich ophoopt in het onderhuidse weefsel. Haemonchose geeft nooit diarree. Het kan daarom lijken alsof de koppel in orde is totdat er dieren zo verzwakt zijn dat ze achter gaan blijven of dood gevonden worden.
Haemonchose treedt in principe vanaf de vroege zomer op tot het najaar. Dit heeft te maken met de buitentemperatuur, zodra het kouder wordt dan 12 graden overleven de larven het niet meer op het land. Bestaande infecties kunnen wel tot in de winter problemen geven als ze niet goed behandeld worden.
Hoe behandel ik Haemonchus?
Haemonchus is in principe met alle bestaande ontwormmiddelen te behandelen. Helaas is er door heel Nederland al veel resistentie tegen een aantal middelen aangetoond waardoor op een aantal bedrijven nog maar 1 of 2 verschillende wormmiddelen ingezet kunnen worden. Klik hier voor meer informatie over het voorkomen van resistentie tegen wormmiddelen op je bedrijf. Voor alleen de rode lebmaagworm kan ook het middel ‘closantel’ gebruikt worden (werzame stof in Flukiver Combi). Dit is eigenlijk een leverbotmiddel maar de rode lebmaagworm is er ook heel gevoelig voor.
Als de dieren echt verzwakt zijn als gevolg van een infectie met Haemonchus is het belangrijk om ze goed te laten herstellen. Na de behandeling zijn de wormen wel dood maar is de bloedarmoede nog niet verholpen. De dieren moeten dus veel extra bloed gaan aanmaken en dit kan enige tijd duren, afhankelijk van de mate van bloedarmoede. Bijspuiten met vitamine preparaten en bijvoeren met brok of goed kuil is dan aan te raden. Na een heftige besmetting kan het wel twee tot vier weken duren voor zo’n koppel er weer helemaal boven op is. De groeiachterstand wordt vaak niet meer ingehaald. Het is daarom zonder mestonderzoek 14 dagen na het ontwormen lastig in te schatten of de ontworming wel of niet voldoende gewerkt heeft.
Hoe voorkom ik Haemonchus?
Specifieke maatregelen om een infectie met Haemonchus tegen te gaan liggen met name in het voorkomen van een hoge weide infectie.
- De infectie wordt in principe elk jaar opnieuw door de eigen ooien op het land gebracht en vervolgens in stand gehouden door de lammeren. Het behandelen van de ooien rondom aflammeren kan daarom zeer effectief zijn om de eerste besmetting zo laag mogelijk te houden.
- Let bij het ontwormen rond het aflammeren op dat er gebruik wordt gemaakt van een middel dat ook de larven die in winterslaap liggen worden gedood, Flukiver Combi, Endex of Levacide injectie doet dit bijvoorbeeld niet. Daarom moeten deze preparaten altijd na het aflammeren worden toegediend.
- In een warme, vochtige zomer kan de larve op het land zich binnen twee weken ontwikkelen tot een infectieuze larve. In dit soort tijden kan het dus helpen om iedere twee weken om te weiden in plaats van om de drie.
- De graad van infectie kan gemonitord worden door regelmatige controle van de ei uitscheiding in de mest. Zeker bij haemonchus geldt ‘hoe vaker hoe beter’ omdat de infectie in zeer korte tijd snel op kan lopen.
- Als alternatief voor mest onderzoek kunnen ook de slijmvliezen van de schapen regelmatig bekeken worden. Dit houdt in dat je de slijmvliezen aan de binnenkant van het oog bekijkt. Je moet het dier dus echt in handen hebben en de (onder)oogleden omkrullen om dit te kunnen zien. Van een afstand is dit niet te doen. Het is de bedoeling dat deze slijmvliezen mooi roze-rood zijn. Als je dit regelmatig bekijkt kan je goed zien wanneer ze lichter beginnen te worden en kun je op tijd een oplopende infectie vaststellen. Omdat er ook andere oorzaken van bleke slijmvliezen zijn, is het altijd verstandig om bij een verdenking eerst door middel van mestonderzoek te controleren of het echt om een haemonchus besmetting gaat.